In de eerste cursus van niveau A1 (beginnerscursus 1) ga je echt van start met Spaans leren. Stap voor stap bouw je een stevige basis op waarmee je je in alledaagse situaties kunt redden, of je op reis gaat, nieuwe mensen ontmoet of gewoon meer dan een drankje wilt bestellen.
Na deze cursus kun je jezelf voorstellen, vragen stellen en eenvoudige gesprekken voeren over het dagelijks leven. En vooral: je durft Spaans te spreken!
Wat leer je precies?
In deze cursus behandelen we:
✅ Hoe je jezelf en anderen voorstelt (naam, leeftijd, nationaliteit, beroep…)
✅ Hoe je vragen stelt en beantwoordt over dagelijkse thema’s (werk, familie, vrije tijd…)
✅ Hoe je jouw voorkeuren en wensen uitdrukt (me gusta, quiero…)
✅ Hoe je beschrijft waar je bent, wat je doet en wat je ziet
✅ Hoe je simpele gesprekken voert in winkels, restaurants en op straat
✅ Hoe je praat over wat je nú doet of binnenkort gaat doen (mañana, el fin de semana…)
✅ Hoe je korte en duidelijke zinnen maakt met verbindingswoorden (y, pero, porque…)
Praktische situaties waarin je dit kunt gebruiken:
-
Je stelt jezelf vol zelfvertrouwen voor
Of je nu een praatje maakt op het strand of iemand ontmoet op reis — jij weet precies wat je moet zeggen. -
Je stelt vlot vragen en geeft simpele antwoorden
Hoe laat is het ontbijt? Waar is het station? Jij hoeft niet meer te gissen. -
Je maakt je wensen en voorkeuren duidelijk
Een tafeltje voor twee? Geen koriander? Jij weet hoe je het zegt, vriendelijk en duidelijk. -
Je praat over mensen, dingen en plekken om je heen
Of je nu in een stad, dorp of op het platteland bent — jij weet hoe je je omgeving beschrijft. -
Je vertelt hoe het gaat en wat er gebeurt
Ben je moe, blij of verdwaald? Je kunt het allemaal uitdrukken. -
Je praat over het heden én de toekomst
“Vandaag leer ik Spaans, en morgen bestel ik tapas in Sevilla.” -
Je redt je in winkels, restaurants en supermarkten
Van boodschappen doen tot bestellen in een restaurant — jij komt er wel uit, en met een glimlach.
✍️ Belangrijkste grammatica:
-
De tegenwoordige tijd (el presente) van regelmatige én enkele onregelmatige werkwoorden
-
Basiswoordenschat rond mensen, werk, vrije tijd, eten en reizen
-
Verbindingswoorden om logische zinnen te maken (y, pero, también, porque…)
-
Basisgebruik van werkwoorden als ser, estar, tener, ir, gustar




